“Blaast de bazuin op de Sion, kondigt een heilige vastentijd af”, zegt de profeet Joël in de Eerste Lezing van de mis van Aswoensdag.
De Vastentijd opent met een schel geluid dat ons leven tot kalmte wil manen.
Een leven dat altijd maar door raast, vaak zonder goed te weten waarheen.
Het is een oproep om stil te staan -een “stop!” – om naar de essentie te gaan. Het is een wekker voor de ziel.
Komt deze corona tijd met maatregelen en avondklok ons dan niet ten goede? Alsof iedereen al een beetje verplicht is om te vasten, om terug te keren naar de essentie. Ieder van ons kan zich afvragen: zoek ik op mijn levensweg de koers? Of stel ik mezelf tevreden met bij de dag leven, alleen denkend aan me goed voelen, aan het oplossen van wat problemen en me een beetje vermaken?
Maar daarvoor zijn we niet op de wereld.
Keer terug naar Mij, zegt de Heer.
Op deze reis van terugkeer naar de essentie die de Vastentijd is, stelt het Evangelie drie hulpmiddelen voor: de aalmoes, het gebed, het vasten. Waar dienen die toe?
Het gebed verbindt ons weer met God; de naastenliefde met de naaste; het vasten met onszelf.
Gebed, naastenliefde, vasten: drie investeringen voor een schat die blijft.
De Veertigdagentijd begint met de as, maar leidt ons uiteindelijk naar het vuur van de paasnacht; om te ontdekken dat Jezus’ vlees, in het graf, niet verworden is tot as, maar glorieus verrijst.
Dat geldt ook voor ons, die stof zijn: als we met onze zwakheden terugkeren naar de Heer zullen we een leven omarmen dat niet vergaat. En zullen we zeker in vreugde leven.
Kap. Slaven